Nelly de koe had een dipje. “A, tok, tok, tok, tok, wat is er toch Nel?”,
vroeg de kip. “Mm-mm, ik heb helemaal niets bijzonders, ik kan niet fietsen en
op mijn handen lopen zoals de andere koeien, ik ben zó gewoon”. Die nacht
broedden de kippen een listig plannetje uit. “Tok, tok, tok, toktoktoktok”,
fluisterden ze. De volgende morgen stond de hele boerderij op zijn kop.
“Moeoeoeh, ik heb een ei gelegd!”. De andere koeien waren stomverbaasd. Niemand
van hen had ooit een ei gelegd. De boer kwam aan rennen. “Krijg nu wat!”. De
boerin belde de krant. Overal kwamen er mensen kijken. “Nee, ja, wij zijn
geweldig trots op onze Nelly!”. Nelly voelde zich heel bijzonder. En ook de
kippen waren zo blij als een kind. Maar de andere koeien waren stik jaloers.
“Mmm, fietsen en op je handen lopen lijkt niks bijzonders meer”. “Boeoeoe, hier
klopt iets niet”. “Koeien leggen geen eieren hè, kippen leggen eieren”. De
koeien stapten op Nelly af. “Mmm, we geloven er niks van, dat jij een ei hebt
gelegd, volgens ons hebben de kippen het gedaan!”. Nelly was helemaal van
streek. “Neem mijn stok maar eens”, zeiden de kippen. Iedereen wachtte vol
spanning tot het ei was uitgebroed. Dag en nacht zat Nelly op het ei, maar er
gebeurde niets. Op een morgen hoorden ze plotseling een geluid. En toen Nelly
opstond, kwam er een scheur in het ei. En daar was hop, een bruin hoopje veren.
“Moeh, zie je wel, een kip!”. Het kleine hoopje veren keek naar Nelly.
“Boeoeoehoeoeoe!”, riep het. Nelly nam haar baby in haar armen. “Moehoeh, zie je
wel, een koe, boeoeoe”. En ze noemde haar Bertha.